Kata

tekst van de foto

Een kata is een logische opeenvolging van afweer-, stoot-, slag- en staptechnieken volgens een vastgelegde volgorde.
Op dit moment worden zo’n 50 verschillende kata beoefend / onderwezen, die aan de ene kant van generatie op generatie
zijn doorgegeven en aan de andere kant recentelijk zijn ontwikkeld.

Ohtsuka sensei onderwees oorspronkelijk slechts negen kata: de vijf Pinan kata, Naihanchi, Kushanku, Seishan en Tchinto.
Later werd het basis-kata Kihon no kata, voor de beginners toegevoegd. Tenslotte werden ook de kata Bassai, Wanshu,
Niseishi,Jion, Rohai en Jitte sporadisch onderwezen.
Wanneer de negen kata beheerst worden is het voor de verdere ontwikkeling raadzaam ook andere kata te bestuderen.
De kata vormen een belangrijk stuk techniek en theorie binnen het Wado ryu Karate-do.
Een belangrijk principe in de kata is het ontwijken van de aanval.
Ohtsuka sensei heeft uit het Kenjutsu (zwaardkunst) het principe van San-mi-ittai in het Wado ryu opgenomen.

De kata kunnen in twee verschillende categorieën verdeeld worden:
-Kata die geschikt zijn voor fysieke ontwikkeling, het ontwikkelen van krachtige spieren en botten. Hoewel deze kata simpel
lijken, moeten ze toch met beheersing en waardigheid uitgevoerd worden.

-Kata die geschikt zijn voor de ontwikkeling van snelle reflexen en snel kunnen bewegen.
De bliksemsnelle bewegingen van deze kata lijken op de vlucht van een zwaluw. Alle kata vereisen echter ritme en coördinatie.

Het trainen van kata vereist niet alleen het fysiek ontwikkelen van het lichaam, maar ook van de geest.
In de uitvoering van de kata moet de karateka niet alleen moed en zelfvertrouwen uitstralen, maar ook nederigheid,
zachtaardigheid en fatsoen. Hierbij komen zowel de ontwikkeling van de geest en het lichaam samen.
Gichin Funakoshi herinnerde zijn studenten vaak aan de volgende opmerking: “De ziel van karate-do is verloren zonder
hoffelijkheid.”
De hoffelijkheid blijkt onder andere uit het buigen aan het begin en eind van de kata.
De bijbehorende stand is de musubi-dachi, met de armen ontspannen naast het lichaam, de handen die lichtjes
het lichaam raken en de ogen die recht vooruit gefocused zijn.
Van de start van de kata, de karateka gaat over in kamae van de eerste beweging van de kata. Dit is een ontspannen houding,
zonder spanning in de schouders en knieën en een relaxte ademhaling. Het centrum van kracht en concentratie is in de
tanden. In deze positie is de karateka volledig voorbereid op elk spontaan optredend event en vol met fighting spirit.

Het buigen aan het eind van de kata kenmerkt het ontspannen en tevens alert zijn. De benaming hiervoor is zanchin.
In het karate, maar ook in andere budo-sporten, is het op de juiste manier afsluiten van de kata zeer belangrijk.

Elke kata begint met een afweer en bevat een specifiek aantal technieken die uitgevoerd moeten worden in een specifieke
volgorde. Daarentegen verschilt per kata de complexiteit van de technieken en de tijd benodigd om ze uit te voeren,
maar elke techniek heeft een eigen functie en geen enkele techniek is overbodig.
De uitvoering is volgens de embusen, welke de vorm van de kata aanduidt.

De karateka moet tijdens het uitvoeren van de kata, zich denkbeeldige tegenstanders voorstellen en in elke richting
kunnen afweren en aanvallen.
Elke graduatie vereist het beheersen van verschillende kata. Welke kata dit zijn, verschilt er karatestijl en -bond.

Belangrijke punten
Elke beoefening van een kata zorgt voor een betere beheersing van de kata. Om deze reden moet een kata dagelijks
beoefend. Enkele minuten kan al genoeg zijn. Tijdens het uitvoeren van een kata moet je kalm blijven en de technieken
niet overhaast uitvoeren. Timing van elke techniek is daarom essentieel.

Belangrijke punten in de uitvoering zijn:

Juiste volgorde: het aantal en de volgorde van de technieken ligt vast.
Begin en eind: de kata moet op hetzelfde punt van de embusen beginnen eindigen.
Betekenis van elke techniek: elke techniek, zowel verdedigend als aanvallend, moet volledig begrepen en getoond
worden. Dit geldt ook voor de kata in zijn geheel, omdat dat elke kata zijn eigen karakter heeft.
Bewustzijn van het doel: de karateka moet bewust zijn van zijn doel en wat het juiste moment is om de
techniek uit te voeren.
Ritme en timing: het ritme moet passen bij de betreffende kata en het lichaam moet flexibel en niet te
gespannen zijn.
Juiste ademhaling: de ademhaling moet afgestemd zijn op de uitvoering van de techniek.Inademen bij afweren en
uitademen bij een ‘afmakende’ techniek. Tussen opeenvolgden technieken moet uiteraard in- en uitgeademd worden.
Aan de ademhaling is ook de kiai gekoppeld, die ergens middenin en aan het eind van de kata wordt uitgevoerd,
op een moment van maximale kracht. Door scherp uit te ademen en de buikspieren aan te spannen, is de spierondersteuning
tijdens het uitvoeren van de techniek extra krachtig.

De karateka doorloopt vier fases wanneer hij de kata leert:

1. `Ara-kezuri‘: (is het begin)
Dit is de algemene ontwikkeling van de kata. In deze fase verliest de karateka zijn angst voor het onbekende, voor
het onzekere, en hem wordt de juiste weg geboden. Het is te vergelijken met b.v. een ladder tegen een object, die
men besluit te gaan beklimmen. Je begint de ladder te bestijgen, grijpend naar de treden met de ene hand en dan
de andere, één voet afzettend op de onderste trede, en dan de andere voet. Gelijk aan de basis van het klimmen,
gaat men vooruit met iedere keer een stap van de basis van het karate, de kata in zoveel stukken berekend om de kata
vorm te leren.

2. `Naka-Kezuri‘: (is het middengedeelte)
In deze fase ziet de karateka dat het onmogelijk is te klimmen terwijl hij denkt over zijn vooruitgang. De technieken
kunnen nu samengevoegd worden om het midden van de ladder te bereiken. De karateka begint zich vertrouwelijk te
voelen over zijn vaardigheid, ontwikkelt zijn technieken en schuurt ze bij. In deze fase van het leren van karate,
worden vele uren doorgebracht voor de spiegel, om de standen te controleren, posities van de weringen, de hoeken
van slagen, trappen en andere bewegingen te bekijken. Deze periode is buitengewoon moeilijk omdat de leerling vindt
dat zijn training te geroutineerd wordt.

3. `Hoso-Kezuri‘: (is de top)
Nu ontwikkeld de leerling een verlangen tot ultimate perfectie en meer kennis. Deze fase is te vergelijken met het
bereiken van de top van de ladder. De karateka voegt nu de kiai (luide, doordringende schreeuw) bij de kata en is
in staat zijn vooruitgang uit te bouwen. Omdat hij meer zelfverzekerd wordt, wordt de snelheid van het project en
de kracht verwerkt in elke succesvolle kata.

4. `Shiage‘: (is de top bereikt hebben)
In deze uiteindelijke laatste fase, realiseert de leerling dat het resultaat het inspannende werk waard was. Hij
geniet van karate voor zelfbevrediging en de lange training die zeer krachtig is en uren duurt, wordt een gewoonte.
De karateka begint dan anderen te laten zien hoe ze zo effectief mogelijk de ladder te bestijgen.